De huurverhoging per 1 juli a.s. blijft voor verreweg het grootste deel van de lagere inkomens tot 41.056 euro in de Utrechtse regio beperkt tot inflatie, zo’n 1,4%. Dat blijkt uit een peiling van het Regioplatform Woningcorporaties Utrecht (RWU) onder de 19 aangesloten corporaties. De inkomensgroep tot deze grens omvat ruim 85% van alle corporatiehuurders. De corporaties zetten daarmee hun gematigde huurbeleid van de afgelopen jaren voort. Daarmee zorgen zij ervoor dat sociale huurwoningen betaalbaar blijven voor mensen met een laag inkomen. De huurders krijgen vóór 1 mei over de huurverhoging bericht van de corporatie.
Huurverhoging bij lagere inkomens tot € 41.056
Een aantal corporaties rekent voor de lagere inkomens generiek met inflatie, zoals Bo-Ex, GroenWest, Woongoed Zeist, Viveste, Heuvelrug Wonen, LEKSTEDEwonen, Rhenam Wonen, RK Woningbouwvereniging Zeist en Wuta. Andere corporaties vragen ook inflatie, maar rekenen minder of zelfs 0% voor huurders die al relatief duur wonen, zoals Portaal. Weer andere corporaties vragen iets meer dan inflatie aan huurders die relatief goedkoop wonen en een lager percentage (soms zelfs 0%) voor diegenen die verhoudingsgewijs wat duurder wonen. Dat zijn onder meer Mitros, Provides, de Woningraat en Woningstichting Cothen. Twee corporaties vragen helemaal geen huurverhoging, namelijk Vecht en Omstreken en Jutphaas Wonen. In de praktijk liggen de huurverhogingen nog wat lager vanwege uitzonderingen en het feit dat vaak geen huurverhoging wordt gevraagd bij sloop- en renovatiecomplexen. Bovendien houden corporaties nog rekening met allerlei huurgrenzen om de huur niet teveel te laten stijgen. Die beperkingen zijn niet in deze cijfers verwerkt.
Inkomensafhankelijke huurverhoging
De hogere inkomens boven 41.056 euro kunnen wat meer betalen en de meeste corporaties vragen conform het rijksbeleid aan deze groep (zo’n 15% van de huurders) een inkomensafhankelijke huurverhoging. Die mag per 1 juli a.s. maximaal 5,4% zijn. Het gaat om de zogenaamde scheefwoners. Niet alle corporaties vragen het maximale percentage, of zij laten dat percentage afhangen van het feit of die huurders reeds relatief veel huur betalen of juist niet. Zij gaan echter nooit meer betalen dan de wettelijk bepaalde maximale huur voor een huis. Met die opbrengsten kunnen corporaties nieuwe investeringen doen, in nieuwbouw, renovatie en energiebesparing. Alleen Vecht en omstreken, Rhenam Wonen, Woningbouwvereniging Maarn en Wuta vragen deze inkomensafhankelijke huurverhoging niet. Ook voor de groep huurders met een hoger inkomen valt de huurverhoging in de praktijk lager uit. Zo geldt deze niet voor huishoudens waarbij één lid de AOW-leeftijd heeft bereikt of voor grotere gezinnen met vier personen en meer. Corporaties mogen de inkomensafhankelijke huurverhogingen ook niet doorrekenen aan bepaalde chronisch zieken en gehandicapten.